
Jurisprudentie
BB7489
Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers181840 HA RK 07-276
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers181840 HA RK 07-276
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek tot verschoning gewraakte RC in zaak 'loverboys' toegewezen.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
zaak/rolnr.: 181840 HA RK 07-276
7 november 2007
inzake
het verzoek tot verschoning ex artikel 517 Wetboek van Strafvordering van :
[gewraakte rechter],
rechter in deze rechtbank.
1. Het procesverloop.
Dit blijkt uit voormeld op 5 november 2007 ingekomen verzoekschrift.
2. Het verzoek.
In de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte [verdachte], parketnummer 02/811618-07, heeft [gewraakte rechter], voornoemd, in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris de rechtbank verzocht zich in die zaak te mogen verschonen.
3. De beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1 De hiervoor genoemde [verdachte] is met een zevental andere personen verdachte in de strafzaak genaamd Chocolade. In die strafzaak hebben de mede verdachten van [verdachte] de rechter-commissaris doen wraken. Bij beslissing van 31 oktober 2007 heeft de wrakingskamer van de rechtbank de wrakingsverzoeken van die mede verdachten toegewezen. Deze verzoeken waren gegrond op de gang van zaken met betrekking tot een door de rechter-commissaris in genoemde stafzaak gehouden getuigenverhoor, met name op het uitdrukkelijk door hem buiten aanwezigheid van de raadslieden en van de officier van justitie door de betreffende getuige laten door- en voorlezen van haar opgenomen verklaring ter vaststelling daarvan en op zijn weigering tegemoet te komen op de daartegen door de raadslieden ingebrachte bezwaren. De wrakingskamer heeft ten aanzien daarvan overwogen dat, in het licht van de gehele context van de strafzaak, deze handelwijze van de rechter-commissaris voldoende grondslag biedt voor een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid.
3.2 Als reden voor zijn verschoningsverzoek voert de rechter-commissaris aan dat hij na voormelde beslissing van de wrakingskamer telefonisch contact heeft opgenomen met de raadsman van [verdachte], waarbij deze hem heeft meegedeeld te blijven bij zijn beslissing om hem niet in de zaak van zijn cliƫnt te wraken. De raadsman van [verdachte] heeft verzocht over te gaan tot vaststelling van het proces-verbaal van het verhoor van de getuige. Nu die getuige echter gelijktijdig in de 7 andere zaken van de mede verdachten is gehoord, is het vaststellen van dit proces-verbaal volgens de rechter-commissaris niet meer goed voorstelbaar, omdat hij als gewraakte rechter-commissaris geen proces-verbaal meer kan vaststellen. Het uitsluitend vaststellen van het proces-verbaal in de zaak van [verdachte] wringt naar zijn mening juridisch gezien eveneens, nu dit proces-verbaal grotendeels zou bestaan uit antwoorden op vragen gesteld door de raadslieden van de mede verdachten die hem hebben gewraakt en die de inhoud van het proces-verbaal ongetwijfeld zullen betwisten. De rechter-commissaris meent dan ook dat de door de wrakingskamer jegens hem toegewezen wrakingsverzoeken een gerechtvaardigde grond opleveren voor zijn verzoek tot verschoning in de zaak [verdachte].
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank kan de door de rechter-commissaris aan zijn verzoek ten grondslag gelegde reden de door hem voorgedragen verschoning in voldoende mate dragen.
In het midden kan blijven of moet worden aangenomen dat objectief gezien de vrees is gerechtvaardigd dat de rechter-commissaris de door hem nog in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek te behandelen stafzaak van [verdachte] niet zonder vooringenomenheid zal kunnen behandelen.
De enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris in de zaken van de mede verdachten van [verdachte] met vrucht is gewraakt, maakt dat hij in de zaak van [verdachte] in een zodanige positie is komen te verkeren, dat sprake is van feiten en omstandigheden waardoor naar objectieve maatstaven gemeten de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Het zou dan ook strijdig zijn met een goede (straf-)procesorde om de rechter-commissaris, die zelf gemotiveerd om zijn verschoning heeft verzocht, met de verdere behandeling van de zaak van [verdachte] te belasten.
4. De beslissing.
De rechtbank
wijst het verzoek van [gewraakte rechter] tot zijn verschoning als rechter-commissaris in de onderhavige strafzaak toe.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.M. Steenbeek, G.J.E. Poerink en H.W.M. Pulskens, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, griffier.